Afmetingen
Technische gegevens |
Norm |
Cedral 210 |
Materiaal |
|
4 lagen: 2 polypropyleenweefsels aan de buitenkant, 1 microporeuze film, 1 polyethyleenwapening |
Dikte |
EN 1849-2 |
0,7 mm |
Scheurweerstand |
EN 12311-1 EN 13859-2 |
MD: 490 N/5 cm MCD: 460 N/5 cm |
Nagelweerstand |
EN 12310-1 EN 13859-2 |
MD: 500 N MCD: 450 N |
Sd waarde |
EN ISO 12572 |
0,03 m |
Temperatuurweerstand |
|
-40°C tot +80°C |
Gewicht |
EN 1849-2 |
ca. 210 g/m² |
Kleur |
|
Lichtgrijs |
Blootstelling aan buitenomstandigheden (UV) |
|
Max. 4 weken als nooddak |
Brandklasse |
EN 13501-1 |
E |
Waterdichtheid |
EN 1928 |
W1 |
Rol specificaties
Kenmerken |
Norm |
Cedral 210 |
Lengte rol |
EN 1848-2 |
50 m |
Breedte rol |
EN 1848-2 |
1,5 m |
Gewicht per rol |
|
ca. 16 kg |
Aantal rollen per pallet |
|
15 |
Plaatsing
Het soepel onderdak Cedral 210 wordt steeds op een houten draagstructuur genageld met de beeldzijde (grijze zijde) naar boven. Het onderdak wordt dwars op de kepers geplaatst (langse zijde horizontaal). De steunafstand bedraagt maximaal 1200 mm hart-op-hart gemeten. De plaatsing begint boven of onderaan het dak. Cedral 210 moet vlak en zonder plooi licht opgespannen worden tussen twee kepers. Overspanning tussen de materialen moet altijd vermeden worden. De onderzijde van het scherm mag rechtstreeks gelegd worden op thermische isolatie of op houten bebording. De minimale dakhelling bedraagt 8°. De horizontale overlap is steeds minimum 10 cm of 15 cm voor dakhellingen lager dan 17° (overlaplijnen zijn op het onderdak gedrukt).
Tengellaten van minsten 15 mm dik worden over het soepel onderdak geplaatst en bevestigd op de kepers en dit onmiddellijk na de plaatsing van het onderdak. Het aantal verticale overlappingen dient tot een minimum beperkt te worden door volledige stroken te gebruiken. De dwarse overlappingen van min. 30 mm dienen telkens te gebeuren ter hoogte van een drager. Ter plaatse van de dwarse overlappingen wordt eventueel een dichtingsband voorzien. Een tengellat wordt op de zijdelingse overlap bevestigd.
Met een dakhelling lager dan 22°, worden alle overlappingen met een daarvoor geschikte dichtingsband (tape) vastgekleefd. PVC kleefstof mag niet gebruikt worden!
De aansluiting met de goten gebeurt als volgt: het onderdak eindigt op een zinken slab boven de gootplank (overlap van min 10 cm of 15 cm voor dakhellingen lager dan 17°) of onder tot aan de buitenrand van de gootplank (niet in de dakgoot).
Bevestigingsmiddelen
- Nagelen: automatisch of manueel nagelen met nagels met platte kop. Men kan rechtstreeks nagelen zonder voorboren. De kop van de nagel mag niet te diep in het soepel onderdak worden gedreven. De pneumatische nagelmachine wordt geregeld met een constante inslagdiepte.
- Nieten: automatisch nieten. De rug van de niet mag niet te diep in het soepel onderdak worden gedreven. De pneumatische nietmachine wordt geregeld met een constante inslagdiepte.
Transport
- De rollen moeten horizontaal op een rein en droog grondoppervlak geplaatst worden.
- Ze moeten in een lokaal met een temperatuur tussen -10 en +80°C opgeslagen worden.
- Bij opslag moet Cedral 210 beschermd worden tegen knaagdieren en tegen de zon.